Bijgewerkt op 21 juni 2024
Vraag 1: Wat doet de schildklier?
Antwoord a: Regelt de stofwisseling.
De schildklier maakt schildklierhormonen. Schildklierhormoon speelt een grote rol bij de stofwisseling in alle cellen. Stofwisseling is het opnemen van voedsel en het omzetten van dat voedsel in energie. Die energie is nodig voor alle lichaamsprocessen. De schildklier zorgt dus dat het lichaam genoeg energie krijgt om te functioneren. Stofwisseling heeft invloed op gewicht, concentratie, hartritme, energie en geestelijke gesteldheid. Heel breed dus! Bij kinderen op de groei en hersenontwikkeling.
Vraag 2: Hoeveel mensen met een schildklieraandoening zijn er in Nederland?
Antwoord c: 700.000.
Ruim 700.000 mensen hebben een schildklieraandoening (alle verschillende schildklieraandoeningen bij elkaar opgeteld; bron: Nivel 2022). De patiënten met hypothyreoïdie zijn de grootste groep ruim 500.000 (gebruiken medicijnen voor een schildklieraandoening).
Daarnaast lopen er naar verwachting nog eens 300.000 mensen rond met schildklierklachten zonder dat ze dit zelf weten en/of zonder diagnose.
Vraag 3: Hoe werkt de schildklier?
Antwoord c: De hypofyse en de hypothalamus reguleren samen de schildklier.
De werking van de schildklier wordt geregeld vanuit de hersenen door twee kleine organen: de hypothalamus en de hypofyse. Als er te weinig schildklierhormoon in het bloed zit dan zorgen deze orgaantjes ervoor dat de schildklier meer schildklierhormoon gaat maken. En omgekeerd als er te veel schildklierhormoon in het bloed zit dan zorgen ze ervoor dat de schildklier minder schildklierhormoon gaat maken. Hierdoor is bij een gezonde schildklier precies genoeg schildklierhormoon in het bloed aanwezig.
Vraag 4: Wat kan er mis zijn met de schildklier?
Antwoord c: Het kan allebei: de schildklier kan te langzaam of te snel werken.
Als de schildklier te weinig schildklierhormoon aanmaakt, krijg je een traag werkende schildklier. Hierdoor werkt je stofwisseling trager: de verschillende processen in het lichaam verlopen langzamer.
Als de schildklier te veel schildklierhormoon aanmaakt, krijg je een te snel werkende schildklier. Hierdoor werkt je stofwisseling te snel. De verschillende processen in het lichaam verlopen dan sneller dan normaal.
De schildklier kan ook een afwijkende vorm hebben of (een) knobbel(s) bevatten.
Vraag 5: Welke klachten horen bij een te langzaam werkende schildklier?
Antwoord d: Alle antwoorden zijn goed.
Vermoeidheid – Kouwelijkheid – Bros en uitvallend haar – ’Burn-out’ – Traagheid in denken en handelen – Gewrichtspijn – Verstopping – Depressiviteit – Emotionele labiliteit
De schildklier heeft invloed op alle processen in het lichaam. Als er iets mis is met de schildklier kun je dat dus ook overal in je lichaam merken. Maar niet alle klachten bij iedereen! Ook de ernst varieert.
Op de website van SON zie je een overzicht met klachten. Je kunt de lijst ook downloaden.
Vraag 6: Welke klacht hoort NIET bij een te snel werkende schildklier?
Antwoord c: Lage bloeddruk.
De schildklier heeft invloed op alle processen in het lichaam. Als er iets mis is met de schildklier kun je dat dus ook overal in je lichaam merken. Maar niet alle klachten bij iedereen! Ook de ernst varieert.
Op de website van SON zie je een overzicht met klachten. Je kunt de lijst ook downloaden.
Vraag 7: Je slikt levothyroxine en houdt klachten. Wat kun je doen?
Antwoord d: Op zoek gaan naar de dosering die tot de minste klachten leidt.
Je gebruikt medicijnen, je bloedwaarden zijn genormaliseerd (vallen binnen de referentiewaarden) en je hebt nog steeds klachten? Kijk dan of door kleine aanpassingen van de dosering de klachten verminderen. Fijn-instellen heet dit. Ieder mens heeft zijn eigen unieke optimale waarden TSH en FT4. Voor het bepalen van de ideale dosering zijn de ervaren klachten heel belangrijk.
Vraag 8: Wat is belangrijk bij bloedprikken bij levothyroxine?
Antwoord d: Alle antwoorden zijn goed.
Zelfde lab, zelfde tijdstip en nuchter zijn voor medicijnen.
Voor het vergelijken van uw bloedwaarden is het verstandig om steeds bij hetzelfde laboratorium te laten prikken. Dan wordt steeds dezelfde meetmethode gebruikt. Probeer eveneens te laten prikken onder dezelfde omstandigheden. Bij voorkeur vroeg in de ochtend voordat u levothyroxine slikt. Uw TSH is dan namelijk het hoogst. Dat kan belangrijk zijn in het overleg met uw arts over een eventuele verhoging van de dosering wanneer u nog klachten hebt. Mocht vroeg prikken niet mogelijk zijn, neem tenminste 4 uur tussen slikken en prikken. Na inname worden bloedwaarden namelijk beïnvloed door de tijdelijk grotere hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed.
Vraag 9: Een schildklierontsteking na de bevalling wordt vaak aangezien voor …?
Antwoord a: Postnatale depressie.
Vermoeidheid, concentratiestoornis, geïrriteerdheid, depressieve gevoelens … Vaak denkt men dat deze symptomen horen bij het herstel na de bevalling en het wennen aan de nieuwe situatie met een baby. Het is belangrijk om bij aanhoudende klachten te controleren of er sprake is van een tijdelijke schildklierontsteking (postpartum thyreoïditis). Postpartum thyreoïditis is een schildklierontsteking die post partum (=na de bevalling) optreedt, binnen een jaar. Geschat wordt dat het jaarlijks bij circa 8500 vrouwen voorkomt. Vaak gaat het vanzelf over, maar soms moet je wel tijdelijk medicijnen gebruiken.
Download de factsheet ‘Schildklierontsteking na de bevalling’.
Vraag 10: Is het zinvol om extra jodium in te nemen?
Antwoord c: Nee, extra jodium kan zowel een te snelle schildklier als een te trage schildklier verergeren.
Dagelijks is zo’n 150 microgram jodium nodig voor een goed werkende schildklier (vanaf 9 jaar). In Nederland krijg je door het eten van brood, melk, vis en eieren voldoende jodium binnen. Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven hebben meer jodium nodig. Te veel jodium is niet goed en kan schadelijk zijn voor het functioneren van de schildklier.
Vraag 11: Wat zijn oorzaken van congenitale hypothyreoïdie (CHT)?
Antwoord d: Alle antwoorden zijn goed.
Een genetische oorzaak, tijdens de aanleg van de schildklier gaat iets fout of de schildklier werkt niet of niet goed bij de geboorte.
Congenitale Hypothyreoïdie (CHT) is een aangeboren schildklierafwijking. Elk jaar worden er zo’n 80 kinderen geboren met CHT. In ongeveer 70% van de gevallen gaat er iets mis in de aanleg van de schildklier (een aanlegstoornis), hierbij kan het zijn dat er geen of een te kleine schildklier is. In 30% van de gevallen is er een aanmaakstoornis, waarbij er wel een schildklier is maar deze niet of niet goed werkt. Ook zijn er genetische vormen van aangeboren hypothyreoïdie.
In Nederland worden alle pasgeborenen in de eerste dagen van hun leven via de hielprik gescreend op een groot aantal ernstige, aangeboren ziekten die goed behandelbaar zijn. CHT is er daar één van. Op het YouTubekanaal van SON staat een webinar over de hielprikscreening.
Vraag 12: Wat is een optimale TSH-waarde?
Antwoord b: Binnen de referentiewaarden (‘normaalwaarden’) en geen klachten.
TSH waarden zijn heel persoonlijk. Een TSH-waarde waarbij de één zich goed voelt kan een ander klachten hebben. Ook kan deze waarde gedurende je leven veranderen. Je kunt dus niet stellen dat een TSH-waarde van 1 voor iedereen optimaal is. Instellen moet echt per patiënt op basis van waarden en klachten. Waarbij de TSH en FT4 beiden binnen de referentiewaarden blijven en er geen of zo min mogelijk klachten zijn. Daarbij hoef je dus niet op een TSH van 1 uit te komen.
Vraag 13: Hoe worden schildklierknobbels behandeld?
Antwoord c: Alle antwoorden zijn goed.
Afwachten als er geen klachten zijn en geen verdenking op kwaadaardigheid, radiofrequente ablatie (RFA), een operatie, behandelen met radioactief jodium.
Bij schildklierknobbels hangt de behandeling af van de situatie. Bij verdenking van kanker wordt er altijd geopereerd. Is dit niet aan de orde, dan zijn er verschillende mogelijkheden.
Vraag 14: Welke factoren kunnen de oogziekte van Graves verergeren? (meerdere antwoorden mogelijk)
Antwoord c en d: Roken en stress.
Als je de ziekte van Graves hebt, heb je meer kans op de oogziekte van Graves dan iemand die deze aandoening niet heeft. Als je de ziekte van Hashimoto hebt is er slechts een heel kleine kans op het ontwikkelen van de oogziekte van Graves. Roken en stress kunnen de oogziekte van Graves verergeren en geven ook een verhoogd risico op het ontwikkelen van de oogziekte van Graves.
Vraag 15: Heeft een schildklieraandoening invloed op je spieren? (meerdere antwoorden mogelijk)
Antwoord a en b: Ja, zowel bij een te snelle als te trage werking kun je spierklachten krijgen en Ja, de samenstelling van de spieren verandert.
Een schildklieraandoening kan zowel bij een te trage – als bij een te snelle schildklier spierproblemen veroorzaken. Bij hypothyreoïdie (te weinig schildklierhormonen) kan dit leiden tot spierzwakte en spierpijn.
Bij hyperthyreoïdie (te veel schildklierhormonen) kan dit leiden tot spierzwakte en verlies van spiermassa.