Leeftijdsafhankelijke referentiewaarden TSH van belang voor diagnostiek

Een landelijke studie roept op tot het gebruik van leeftijdsafhankelijke referentiewaarden om misdiagnose van subklinische hypothyreoïdie, een mild traag werkende schildklier, te voorkomen. Referentiewaarden gebruiken artsen om vast te stellen of een bloeduitslag binnen het gemiddelde valt, of dat die juist te hoog of te laag is en er dus sprake is van een schildklieraandoening. Het onderzoek beperkt zich tot het stellen van de diagnose, en gaat dus niet over de referentiewaarden die van belang zijn bij het behandelen van een schildklieraandoening met levothyroxine of schildklierremmers. Het onderzoek is gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

Om aan te tonen dat iemand een schildklieraandoening heeft, is bloedonderzoek nodig. Het meten van schildklierhormonen behoort daarom ook tot de meest aangevraagde onderzoeken bij de prikpost. Tot nu toe werd in de meeste laboratoria één referentie interval gebruikt voor volwassenen, ongeacht de leeftijd.

Uit dit nieuw gepubliceerde onderzoek blijkt dat de referentiewaarden van het schildklierstimulerend hormoon (TSH) veranderen naarmate we ouder worden. Bij kinderen van 2-12 jaar ligt de normale TSH-waarde juist wat hoger dan bij volwassenen. Bij volwassenen stijgt vooral de bovengrens vanaf ongeveer 50-60 jaar. De FT4-waarden (vrije T4) blijven daarentegen wat stabieler over de leeftijd heen.

Wat betekenen de resultaten in de praktijk?

Wanneer de nieuwe, leeftijdspecifieke referentiewaarden worden toegepast, blijkt dat vooral bij oudere volwassenen minder vaak onterecht de diagnose ‘subklinische hypothyreoïdie’ wordt gesteld. Bijvoorbeeld: bij vrouwen van 50-60 jaar daalde het aantal diagnoses van 13,1% naar 8,6%. Bij vrouwen van 90-100 jaar zelfs van 22,7% naar 8,1%. Ook bij mannen zijn er vergelijkbare dalingen te zien. In de leeftijdscategorie 50-60 jaar daalde het aantal diagnoses van 10,9% naar 7,7%, bij mannen van 90-100 jaar daalde het aantal diagnoses van 27,4% naar 9,6%.

SchildkierNL vindt het positief dat door dit onderzoek minder vaak onterecht de diagnose ‘subklinische hypothyreoïdie’ wordt gesteld. SchildklierNL ziet graag dat artsen die patiënten behandelen met levothyroxine leeftijdsafhankelijke referentiewaarden niet als streefwaarden voor levothyroxine-therapie hanteren, maar handelen zoals in de richtlijn voor huisartsen is beschreven: “Doel van de substitutie met levothyroxine is dat de patiënt klachtenvrij is, dan wel zo min mogelijk klachten ervaart, en dat het TSH genormaliseerd is”.

Over de onderzoekers

Het onderzoek is uitgevoerd door een landelijke groep van Nederlandse artsen en wetenschappers, onder wie internisten-endocrinologen en klinisch chemici, die gespecialiseerd zijn in schildklieraandoeningen en laboratoriumdiagnostiek.

Lees het artikel op ntvg.nl

Let op: registratie is verplicht om het artikel te lezen