Hyperparathyreoïdie

Bijschildklieren

Hyperparathyreoïdie is een aandoening waarbij de bijschildklieren te veel bijschildklierhormoon (ook wel parathyroid hormoon, parathormoon of PTH genoemd) aanmaken. Dit leidt tot een verhoogd calciumgehalte (‘kalk’) in het bloed.

Oorzaken

De meest voorkomende oorzaak van hyperparathyreoïdie ligt in de bijschildklier(en) zelf. Dit wordt “primaire hyperparathyreoïdie” genoemd. Het komt voor bij ongeveer 1% van de bevolking.
Deze vorm van hyperparathyreoïdie is bijna altijd het gevolg van een gezwel in één van de bijschildklieren. Dit gezwel is vrijwel altijd goedaardig.

Meestal is primaire hyperparathyreoïdie een op zichzelf staand ziektebeeld. In heel zeldzame gevallen kan het ook een onderdeel zijn van een erfelijk ziektebeeld met andere hormoonafwijkingen en botproblemen.
Als de hyperparathyreoïdie een andere oorzaak heeft dan spreekt men van “secundaire of tertiaire hyperparathyreoïdie”. Dit kan het gevolg zijn van bijvoorbeeld een calcium tekort in de voeding, een ernstig vitamine D tekort in de voeding of door te weinig zonlicht, of doordat de nieren niet goed meer werken.

Klachten bij hyperparathyreoïdie

Vaak hebben mensen met een primaire hyperparathyreoïdie weinig klachten. Maar als de hyperparathyreoïdie lang duurt en er veel PTH wordt gemaakt, kunnen er wel klachten ontstaan. Dat kunnen zowel lichamelijke als psychische klachten zijn. De hier vermelde klachten hoeven niet allemaal en niet tegelijk voor te komen. Veel klachten komen ook voor bij andere aandoeningen. Daarom is het niet mogelijk een diagnose te stellen alleen op basis van de klachten.

Lichamelijke klachten

  • vermoeidheid
  • spierzwakte/spierpijn
  • buikklachten
  • verstopping (trage stoelgang)
  • veel dorst/uitdroging
  • extra plassen
  • misselijkheid, braken
  • niersteenaanvallen (koliekpijn)

Psychosociale klachten

  • concentratie- of geheugenproblemen
  • verwardheid
  • somberheid

Andere problemen die mogelijk niet opgemerkt worden

  • hoge bloeddruk
  • botontkalking
  • nierstenen

Onderzoek & diagnose

Het is belangrijk dat de diagnose gesteld wordt door een internist-endocrinoloog of een kinderarts-endocrinoloog.
De diagnose wordt gesteld door een bloed- en urineonderzoek. In het bloed wordt het calcium- en fosfaatgehalte en het bijschildklierhormoon bepaald. In de urine wordt het fosfaatgehalte gemeten. Het calcium en bijschildklierhormoon in bloed is te hoog en het fosfaat is meestal te laag. In de urine wordt een verhoogde uitscheiding van calcium gevonden.
Ook wordt een botdichtheidsmeting verricht om te onderzoeken of er sprake is van botontkalking.

Zodra de diagnose gesteld is zal gekeken worden of een behandeling nodig is. Als dat zo is zal er met behulp van beeldvormend onderzoek gekeken worden welke van de bijschildklieren te snel werkt. De arts kan hiervoor een echo van de hals maken of een scan met een radioactief speurstofje of eventueel een CT-scan. In zeldzame gevallen is het nodig om uit verschillende bloedvaten in de hals bloed af te nemen en daarin bijschildklierhormoon te meten, om zo de ‘schuldige’ bijschildklier op te sporen.

Behandeling van hyperparathyreoïdie

Genezing is bij primaire hyperparathyreoïdie alleen mogelijk door middel van een operatieve verwijdering van de te snel werkende bijschildklier(en). Soms is bij milde primaire hyperparathyreoïdie geen behandeling nodig. Regelmatige controle bij een internist-endocrinoloog of kinderarts-endocrinoloog is dan wel nodig.

Bij secundaire hyperparathyreoïdie is de behandeling afhankelijk van de oorzaak:

  • vitamine D-tabletten (als vitamine D tekort de oorzaak is)
  • een medicijn om calcium in het bloed te verlagen (als de nieren niet goed meer werken)
  • een speciaal soort vitamine D (actief vitamine D; als de nieren niet goed meer werken)

Bronnen
www.thuisarts.nl en www.nve.nl