Bloedonderzoek bij schildklierkanker

Soms heeft de huisarts al bloedonderzoek laten doen naar de hoeveelheid TSH en schildklierhormoon (T4) in het bloed. De specialist in het ziekenhuis kan ook het bloed laten onderzoeken.

Het ligt aan de klachten naar welke stoffen er in het bloed gekeken wordt. Meestal bekijkt men de hoeveelheid schildklierhormoon en de hoeveelheid TSH in het bloed. Ook kan de hoeveelheid calcitonine in het bloed onderzocht worden, als er een kans is dat het om medullaire schildklierkanker gaat. Te veel calcitonine in het bloed kan een aanwijzing zijn voor medullaire schildklierkanker.

Bloedonderzoek om de ontwikkeling van de kanker te volgen

Bij mensen met papillaire schildklierkanker of folliculaire schildklierkanker wordt regelmatig tijdens en na de behandeling de stof thyreoglobuline in het bloed gemeten.

Thyreoglobuline wordt alleen door de schildklier gemaakt. De arts kan aan de hoeveelheid thyreoglobuline in het bloed zien hoe de kanker zich ontwikkelt. Thyreoglobuline heet daarom ook wel een tumormarker voor schildklierkanker. Slaat de behandeling aan dan daalt de hoeveelheid thyreoglobuline in het bloed.

Mensen met medullaire schildklierkanker krijgen regelmatig bloedonderzoek naar calcitonine. Aan de hoeveelheid calcitonine in het bloed kan de arts zien of de behandeling aanslaat.

Ook meet de arts de hoeveelheid CEA in het bloed. CEA is de afkorting van carcino-embryonaal antigeen. Deze stof zit in het bloed. Er zijn een aantal oorzaken waardoor het CEA-gehalte in het bloed hoger kan zijn dan normaal. Dat kan kanker zijn, maar dat hoeft niet. Ook roken kan het CEA-gehalte verhogen. Tijdens de controles bij schildklierkanker kan ook bloedonderzoek naar het CEA-gehalte gedaan worden. Op deze manier kan de arts het verloop van de ziekte volgen.