Oorzaken (vormen)

Oorzaken van trage schildklier (hypothyreoïdie)

  • ziekte van Hashimoto (auto-immuun hypothyreoïdie)
  • na behandeling van een andere aandoening van de schildklier
    • met radioactief jodium
    • met een operatie
  • na bestraling van de hals voor andere aandoeningen dan de schildkier
  • na een ontsteking van de schildklier (thyreoïditis)
  • bijwerking van medicijnen (o.a. lithium en amiodaron, zie onder)
  • aangeboren schildklier afwijking (congenitale hypothyreoïdie, CHT)
  • niet goed werkende hypofyse (secundaire hypothyreoïdie)
  • niet goed werkende hypothalamus (tertiaire hypothyreoïdie)

Als de oorzaak in de schildklier zelf zit, wordt dit primaire hypothyreoïdie genoemd. Primaire hypothyreoïdie kan aangeboren zijn of verworven. Als de oorzaak buiten de schildklier ligt wordt dit centrale (of secundaire resp. tertiaire) hypothyreoïdie genoemd.

Schildklieraandoeningen bij kinderen
Niet-aangeboren schildklieraandoeningen (zoals hyper- en hypothyreoïdie en zelfs kanker) kunnen ook al bij jonge kinderen ontstaan. Informatie over deze aandoeningen en de aangeboren schildklierafwijking CHT (congenitale hypothyreoïdie) staan onder Aandoeningen bij kinderen.
Subklinische hypothyreoïdie
Een bijzondere situatie doet zich voor als de TSH in het bloed licht afwijkend (licht verhoogd) is terwijl de FT4 niet afwijkend is. Dan spreekt men van subklinische hypothyreoïdie. Meer lezen over subklinische hypothyreoïdie >>

Meer over de verschillende oorzaken

Ziekte van Hashimoto

De ziekte van Hashimoto (of thyreoïditis van Hashimoto) is een auto-immuunziekte die leidt tot een chronische ontsteking van de schildklier. Het ontstekingsproces verloopt heel traag en geleidelijk. In het begin van de ziekte hoeft het (nog) niet tot afwijkingen in de werking van de schildklier te leiden. De (vage) verschijnselen kunnen ook bij andere aandoeningen horen. Dit geleidelijk en aspecifieke begin zorgt ervoor dat de ziekte soms pas erg laat onderkend wordt.

De ontsteking wordt veroorzaakt door antistoffen tegen de schildklier en geleidelijk aan beschadigen de antistoffen het schildklierweefsel. Veel patiënten hebben een struma (vergroting van de schildklier). Meestal is zo’n struma pijnloos, soms wat gevoelig.

Meer lezen

Na behandeling met radioactief jodium

Als de schildklier te snel werkt (hyperthyreoïdie) vindt er vaak behandeling plaats met radioactief jodium. Het kan gaan gaan om de ziekte van Graves of het multi-nodulair toxisch struma (ziekte van Plummer). Een behandeling met radioactief jodium wordt ook wel gegeven bij een struma zonder dat de schildklier te hard werkt, maar om de hinderlijke zwelling kleiner te maken. Na behandeling met radioactief jodium, ontstaat vaak hypothyreoïdie. De patiënt moet dan levenslang schildklierhormoon slikken.

Na operatie van de schildklier

Een operatie om de schildklier te verwijderen, kan nodig zijn bij een groot struma, een knobbel (of nodus) of bij schildklierkanker. Zo’n operatie heet ook wel strumectomie of thyreoïdectomie. Na zo’n operatie is er geen of onvoldoende schildklierweefsel aanwezig om schildklierhormoon aan te maken. Dat heet ook hypothyreoïdie.

Na bestraling voor andere aandoeningen dan de schildklier

Soms ontstaat er hypothyreoïdie als de patiënt in het halsgebied is bestraald voor een andere aandoening dan de schildklier.

Na een ontsteking van de schildklier

Schildklierontsteking (thyreoïditis) kan worden veroorzaakt door een virus (ziekte van De Quervain) of door een (tijdelijke) auto-immuunziekte.

Meer lezen

Bijwerking van medicijnen (o.a. lithium en amiodaron)

Tijdens het gebruik van lithium- of jodium-bevattende medicijnen zoals amiodaron kan hypothyreoïdie ontstaan. De hypothyreoïdie wordt behandeld met schildklierhormoon. In het algemeen herstelt de schildklier na enkele weken tot maanden na het stoppen met de lithium- of jodium-bevattende medicijnen. Over amiodaron lees je meer op apotheek.nl.

Aangeboren schildklierafwijking

Als de schildklier van een pasgeborene niet (goed) is aangelegd of als de schildklier van een pasgeborene geen of te weinig schildklierhormoon maakt, wordt dit congenitale hypothyreoïdie genoemd. Afgekort CHT.

Meer lezen

Centrale (secundaire en tertiaire) hypothyreoïdie

Heel af en toe is de schildklier zelf niet de oorzaak van hypothyreoïdie maar de hypofyse of de hypothalamus. De hypofyse maakt dan te weinig TSH (= schildklier stimulerend hormoon). Als de oorzaak in de hypofyse ligt, wordt het secundaire hypothyreoïdie genoemd. Is de hypothalamus het probleem, dan wordt het tertiaire hypothyreoïdie genoemd.

De oorzaak kan zijn:

  • een goedaardig gezwel (een adenoom)
  • ernstig bloedverlies na een bevalling (Sheehan-syndroom)
  • congenitaal hypopituïtarisme (CHP), dat is een aangeboren stoornis. Hypopituïtarisme is afgeleid van de Engelse term voor hypofyse: pituitary. Hierover is meer te lezen bij de Nederlandse Hypofyse Stichting / hypopituïtarisme.

Bij centrale hypothyreoïdie is de FT4-waarde verlaagd zonder verhoging van de TSH-waarde. De klachten zijn niet anders dan als de schildklier de oorzaak is (primaire hypothyreoïdie). Wel zijn de klachten vaak minder ernstig. Bij centrale hypothyreoïdie verdient de werking van de bijnieren aandacht voordat de patiënt kan beginnen met de behandeling met levothyroxine. Een eventueel tekort aan het bijnierschorshormoon cortisol moet eerst uitgesloten en zo nodig behandeld worden. Hierover is meer te lezen bij de Bijniervereniging NVACP.