Is het veilig en effectief?
SON baseert haar informatievoorziening op wetenschappelijk aangetoonde behandelingen. Deze staan helder omschreven in de richtlijnen, zowel voor huisartsen als voor internisten. Maar sommige mensen maken ook gebruik van alternatieve of complementaire zorg. Wat is hun drijfveer? En hoe kijkt SON hier tegenaan?
Dit artikel is gepubliceerd in magazine Schild, september 2020, pagina 14-17.
Soms spreekt men over alternatieve geneeswijzen en soms over complementaire zorg. In beide gevallen worden behandelingen bedoeld die buiten de westers-wetenschappelijk geneeskunde zijn ontwikkeld. Hieronder vallen alle therapieën en geneesmiddelen waarvan lang niet altijd is aangetoond dat ze daadwerkelijk effectief zijn. Voorbeelden hiervan zijn: homeopathie, acupunctuur, natuurgeneeskunde, orthomoleculaire geneeskunde, antroposofische gezondheidszorg, diëten, supplementen, kruidenmiddelen, mindfulness, yoga, massage, tai chi of reiki.
Het verschil
Toch is het belangrijk onderscheid te maken tussen alternatieve en complementaire zorg. Daarbij zien we alternatieve zorg als zorg die de reguliere behandeling vervangt en complementaire zorg als aanvulling op je reguliere behandeling. In het eerste geval stopt de reguliere behandeling, in het tweede geval niet.
Wetenschappelijk bewijs
We spreken Martine Busch van het Consortium voor Integrale Zorg & Gezondheid (CIZG – zie kader). Het consortium wil een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van een duurzame integrale gezondheidszorg, waarbij de mens en diens gezondheid en ziekte, integraal en wetenschappelijk worden bestudeerd en behandeld. Zij zijn op de hoogte van de laatste wetenschappelijke onderzoeken, dus willen we wel eens weten of er onderzoeken zijn die de werking van alternatieve of complementaire zorg wetenschappelijk bewijzen.
Busch: ‘Die vraag is te breed. Je zou wel kunnen vragen of het effect van een bepaalde complementaire behandelwijze is aangetoond specifiek voor een bepaalde klacht of aandoening. Dé complementaire zorg bestaat namelijk niet. Het gaat om een enorme verscheidenheid aan behandelvormen. Pas als je de vraag gespecificeerd hebt, kun je gericht op zoek naar wetenschappelijk bewijs. Soms blijkt dan dat er onvoldoende onderzoek is gedaan en voldoende bewijs dus ontbreekt. En blijkt uit onderzoek dat een bepaalde behandeling niet werkt? Dan moet je daar ook niet aan beginnen. Zo is er zeker geen wetenschappelijk bewijs voor een alternatieve behandeling die je van je schildklierziekte geneest. Dit geldt ook voor kanker.’
Klachten verminderen
‘Je kunt wel zoeken naar complementaire zorg die de klachten vermindert die bij je ziekte horen. En als je goed zoekt, is er voor sommige klachten zeker wat te vinden’, vertelt Busch. ‘Zo staat er in de Amerikaanse richtlijn voor borstkanker een lijstje met complementaire zorg die je kunt overwegen, bijvoorbeeld bij angst of misselijkheid. Zo’n lijst bestaat ook voor sommige andere aandoeningen. Dat wordt enkel opgenomen op basis van wetenschappelijk bewijs. Voor schildklieraandoeningen is er (nog) geen richtlijn voor complementaire zorg.’
‘Er is zeker geen alternatieve behandeling die je van je schildklierziekte geneest’
Open communicatie met arts
‘Een patiënt met een chronische ziekte gaat altijd op zoek naar de best mogelijke balans in het dagelijks leven’, vervolgt Busch. ‘Daar kan complementaire zorg bij werken. Bij het CIZG vinden we het belangrijk om uit te gaan van de patiënt: Wat is zijn verwachting? Waarvoor wil hij complementaire zorg inzetten? Dan pas zoek je uit welke behandelvorm dan passend, veilig en effectief is. Daar kan je arts je bij helpen. Artsen zijn gewend aan werken met bewezen zorg. Daarom doen we binnen het CIZG nu onderzoek naar wat patiënt en arts nodig hebben om daar samen een goed gesprek over te voeren. In Nederland zijn steeds meer artsen minder rigide, omdat patiënten nu eenmaal complementaire zorg opzoeken. Sommige ziekenhuizen hebben zelfs een eigen poli waar je met dit soort vragen terechtkunt.’
‘De opdracht voor de patiënt is: communiceer open met je arts. Dwing het niet af, maar neem je arts hierin mee, zoals je ook verwacht dat hij jou meeneemt in het gesprek.’ Volgens Busch gaat een goede arts vervolgens met zijn patiënt op zoek. ‘Zijn taak is te zoeken wat dan bewezen effectief en veilig is. Hij kan daarvoor geschikte bronnen vinden. Als patiënt beslis je wat bij jou past.’
Zoals Busch al zegt, gaan mensen met een chronische ziekte vaak toch op zoek naar een vorm van complementaire zorg die bij ze past.
[onder het kader loopt het artikel door]
Wat vindt SON?
SON staat niet achter het gebruik van alternatieve geneeswijzen voor de behandeling van schildklierziekten in plaats van reguliere behandeling. Maar complementaire behandelingen kunnen wel een waardevolle aanvulling zijn op de reguliere behandeling, mits ze bewezen en veilig zijn en geen wisselwerking vertonen met de reguliere behandeling.
Zo kunnen therapieën of activiteiten die voor minder stress en spanning zorgen een gunstige invloed hebben op de klachten die horen bij schildklierziekten. En leefstijlinterventies met aandacht voor voeding en beweging kunnen bijdragen aan een betere gezondheid en daarmee aan de kwaliteit van leven.
Baat het niet, dan schaadt het niet?
Dat is zeker niet het geval. Kruiden en supplementen, zoals vitamines, mineralen of bio-actieve stoffen, kunnen voor (extra) ontregeling van je schildklierhormoonproductie zorgen, vooral omdat de samenstelling hiervan niet altijd constant is. Daarnaast hebben sommige supplementen en kruiden een wisselwerking met reguliere medicijnen, waardoor deze minder goed werken en/of voor extra bijwerkingen zorgen. Zo kunnen sint-janskruid en kelp zelfs schadelijk zijn.
Twee werelden samen
Gezien de bestaande vraag naar meer manieren om chronische klachten te verlichten en de kwaliteit van leven te verbeteren, kijkt SON uit naar de uitkomsten van het in 2018 opgerichte Consortium voor Integrale Zorg en Gezondheid (CIZG). Dit initiatief van ZonMw is een samenwerkingsverband van (academische) ziekenhuizen, GGZ-organisaties en kennisinstellingen.
Het CIZG wil een infrastructuur bieden waarin academische en niet-academische instellingen samenwerken, om zo te komen tot een verantwoorde selectie van effectief en veilig bevonden complementaire behandelwijzen en betrouwbare informatie. Daarvoor hanteert het consortium een aantal strikte zorgvuldigheidseisen. De focus ligt op positieve gezondheid en het vergroten van kwaliteit van leven.
Overweeg je complementaire zorg? Ga dan niet zelf dokteren, maar overleg altijd eerst met je arts. Houd er ook rekening mee dat instellen op schildkliermedicatie erg lang kan duren en heel veel geduld vergt. Het uitproberen van alternatieve en/of complementaire zorg kan dit proces verstoren en/of vertragen. SON adviseert daarom ten zeerste altijd eerst het optimaal-instellen traject volledig te doorlopen alvorens andere opties te proberen.
Ervaringen van Nicole, Daniëlle en Frans
Nicole (42): “Wat ik fijn vind aan complementaire zorg is dat het dingen zijn die je zélf kan doen; je draagt hiermee bij aan je eigen welzijn en gezondheid, zonder dat het gelijk medisch wordt. Ook als iets niet werkt, heb je vaak toch een leuke, ontspannende of nieuwe ervaring opgedaan.”
Aan de slag met voeding
We spreken ook twee mensen die onder andere aan de slag gingen met hun voeding om schildklierkanker de baas te worden. Voor beiden geldt dat hun reguliere arts weet van de aanvullende behandeling, het niet afkeurt, maar er ook niet veel mee heeft.
Daniëlle (51): “Ik heb een medullair schildkliercarcinoom en volg Niet-Toxische Tumortherapie, een orthomoleculaire behandeling.”
Frans (61): ‘De reguliere geneeskunde staat voor mij voorop, maar complementaire geneeskunde, gezonde voeding en voldoende bewegen kunnen een extra handje helpen.’