Aandoeningen naast schildklierziekte

Schildklier én andere aandoeningen tegelijk (multimorbiditeit)

De meest voorkomende oorzaak van een schildklieraandoening is een auto-immuunreactie tegen de schildklier. Mensen met een auto-immuunziekte*, hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van een tweede (of derde of…) auto-immuunziekte (comorbiditeit / multimorbiditeit).

Aanhoudende restklachten zouden mogelijk verklaard kunnen worden door een andere auto-immuunziekte

Schildklier Organisatie Nederland (SON) heeft multimorbiditeit – het hebben van meerdere aandoeningen – tot speerpunt benoemd.

Diagnoses / auto-immuunziekten die vaker voorkomen bij patiënten met auto-immuun schildklierziekten zijn:

Meer over auto-immuunziekten

Een auto-immuunziekte is een ziekte die ontstaat doordat het afweersysteem (ofwel immuunsysteem) in ons lichaam zich abnormaal gedraagt. Normaal maakt het immuunsysteem afweerstoffen tegen schadelijke indringers van buitenaf (ziekteverwekkers). Bij een auto-immuunziekte maakt het systeem echter afweerstoffen tegen een deel van het eigen lichaam. Als het immuunsysteem antistoffen maakt tegen de schildklier, dan kan dit tot een hypothyreoïdie (ziekte van Hashimoto) of een hyperthyreoïdie (ziekte van Graves/Basedow) leiden.

Bij restklachten andere mogelijke oorzaken uitsluiten

Volgens de Internisten behandelrichtlijn¹ wordt geadviseerd om schildklierpatiënten met aanhoudende klachten allereerst in te stellen op een dosering van levothyroxine medicatie, die een TSH in het laagnormale gebied geeft. Als er vervolgens nog (rest)klachten bestaan, is het van belang om alternatieve oorzaken te onderzoeken / uit te sluiten. Om reden dat er bij de auto-immuun schildklieraandoening secundair ook andere auto-immuun aandoeningen als diabetes mellitus type I, auto-immuun bijnierschorsinsufficiëntie, pernicieuze anemie en/of coeliakie voorkomen.²

Deze onderzoeken kunnen gewoon door de (behandelende) huisarts worden verricht, maar patiënten kunnen ook voor uitsluiting of diagnose tijdelijk naar de internist worden doorverwezen.

Bronnen:

  1. NHG richtlijn
  2. NIV richtlijn