Het setpoint bestaat uit een TSH en FT4 in een verhouding die voor het individu ideaal zijn. Dit setpoint wordt bepaald door de hypothalamus-hypofyse-schildklier-as. Op basis van de hoeveelheid schildklierhormonen in het bloed stimuleert de hypothalamus (met TRH) via de hypofyse (met TSH) de schildklier om schildklierhormoon te produceren of remt deze de productie af. Dit feedbacksysteem is deels genetisch bepaald.
Lees het artikel Gepersonaliseerde behandeling
TSH-waarde
De TSH-waarde bevindt zich bij goed ingestelde patiënten veelal in het laag-normale gebied, rond de 1. Daarom houden veel behandelaars die waarde aan als een richtwaarde. Daarbij blijven klachten leidend. Omdat iedereen zijn eigen optimale schildklier “setpoint” heeft, kan het echter ook zo zijn dat voor de ene patiënt de optimale waarde ligt bij een TSH van 1,0 mE/L en bij de andere patiënt bij een TSH van 3,0 mE/L.
Hieronder vind je een toelichting.
Toelichting bij de grafiek
Horizontaal staat de TSH-waarde in mE/liter.
- De normaalwaarden zijn aangegeven, deze zijn ongeveer: 0,4 en 4 mE/l.
- De ondergrens is ongeveer 0,4 en de bovengrens ongeveer 4 mE/l. Deze grenzen verschillen iets per laboratorium, o.a. afhankelijk van analysemethode.
- Onder de ondergrens zit 2,5% van de gezonde mensen. Boven de bovengrens ook 2,5%.
Verticaal staat het percentage van de bevolking dat bij een TSH-waarde hoort.
- Het totaal onder de curve opgeteld is 100%.
- Het individuele TSH-setpoint van de meeste gezonde mensen ligt tussen 0,5 en 2,0 mE/liter, kortweg samengevat als in de buurt van een TSH-waarde van 1. Voor de individuele patiënt kan dit dus anders zijn, bij de één is 1,5 optimaal, bij de ander 3,0 mE/liter.
- De normaalwaarden worden vastgesteld door TSH te meten van mensen zonder schildklierproblemen.
Bron: Deze grafiek is gebaseerd op gepubliceerde onderzoeksresultaten over mensen zonder schildklierproblemen, aangevuld met onderbouwde schattingen voor het aantal mensen met schildklierproblemen.