Subklinische hypothyreoïdie

Definitie van subklinische hypothyreoïdie:

“Toestand waarbij bloedonderzoek aangeeft dat het TSH (licht) verhoogd is, terwijl de vrije T4 een normale waarde heeft.”

 

Een deel van de patiënten met  subklinische hypothyreoïdie ontwikkelt in de loop van de tijd hypothyreoïdie. De kans daarop wordt groter als de TSH hoger is. Bij een deel van de patiënten blijft de subklinische hypothyreoïdie langdurig bestaan. Bij een klein deel van de patiënten wordt de TSH in de loop van de tijd weer normaal.

Subklinische hypothyreoïdie wordt meestal  gevonden, omdat iemand met klachten bij de (huis)arts komt en deze onderzoekt of de schildklier de oorzaak kan zijn. Van een ‘officiële’ subklinische hypothyreoïdie wordt veelal pas gesproken nadat 2 of 3 keer een afwijkende TSH is gevonden bij het bloedonderzoek. De TSH valt dan buiten de normaalwaarden 0,4-4,0 mU/l. De FT4 moet dan normaal zijn, dat wil zeggen tussen de 9 en 24 pmol/l.

De normale waarden voor FT4 kunnen per laboratorium iets verschillen, dat is afhankelijk van de gebruikte bepalingsmethode. Noteer of bekijk de bloedwaarden altijd sámen met de referentiewaarden van het laboratorium.

 

De kans dat een subklinische hypothyreoïdie zich ontwikkelt tot een klinische hypothyreoïdie is afhankelijk van de hoogte van de TSH.

  • Bij een TSH onder de 6 mU/l is de kans het grootst dat de TSH zich normaliseert
  • Bij een TSH tussen de 6 en 10 mU/l is de kans groter dat het zich tot een klinische hypothyreoïdie ontwikkeld, maar de kans is nog steeds groter dat de TSH zich spontaan normaliseert
  • Bij een TSH boven de 10 mU/l is de kans op een klinische hypothyreoïdie groter dan de kans op een normalisatie van de TSH
Meer lezen over de behandeling