De Richtlijn Schildklierfunctiestoornissen voor, tijdens en na de zwangerschap is gedeeltelijk herzien. Deze richtlijn is onderdeel van de richtlijn schildklierfunctiestoornissen en gebruiken artsen voor het behandelen van vrouwen met een schildklieraandoening voor, tijdens en na de zwangerschap. De meeste aanpassingen gaan over de begeleiding en behandeling van vrouwen met de ziekte van Graves en een zwangerschap(swens).
Om vrouwen met een (actieve) ziekte van Graves en een zwangerschapswens goed te begeleiden zijn de behandelkeuzes met de voor- en nadelen uitgebreid beschreven. Het advies aan de behandelend artsen is om na voorlichting samen met de dame in kwestie te beslissen wat de beste keuze is.
Bepalen TSH-receptor antistoffen
In de richtlijn is verder aandacht voor het bepalen van TRAb (TSH-receptor antistoffen) tijdens de zwangerschap, omdat deze een verhoogd risico kunnen geven op een (tijdelijke) snel of traag werkende schildklier bij de baby. Aanbevolen wordt TRAb te bepalen aan het begin van de zwangerschap bij alle vrouwen met een voorgeschiedenis en/of actieve ziekte van Graves. Is de uitslag van de 1e TRAb-bepaling te hoog? Dan is het advies om de TRAb-bepaling tijdens de zwangerschap een tot twee keer te herhalen.
De uitslag van TRAb is ook van belang voor:
- het beslissen of de ontwikkeling van de baby tijdens de zwangerschap opgevolgd moet worden met echografie.
- het beslissen of wel/geen navelstrengbloed moet worden afgenomen voor de bepaling van TRAb, TSH en FT4. Dit is nodig om te beoordelen of er een risico is voor de baby op een (tijdelijke) snel en traag werkende schildklier en of er een verwijzing naar een kinderarts nodig is.
Screenen op traag werkende schildklier
Een andere aanpassing gaat over het wel of niet screenen van zwangere vrouwen op een traag werkende schildklier (hypothyreoïdie). In de oude richtlijn stond dat er onvoldoende bewijs was om routinematig op hypothyreoïdie te screenen. Nu zijn er zes risicofactoren benoemd waarbij het wordt aanbevolen om TSH te bepalen als screening op hypothyreoïdie.
Als laatste zijn de aanbevelingen voor borstvoeding en schildkliermedicatie aangepast. Levothyroxine, strumazol (tot 40 mg per dag) en PTU (tot 600 mg per dag) kunnen veilig gebruikt worden tijdens borstvoeding.