Medicijnen

Behandeling met medicijnen bij de ziekte van Graves

In het algemeen is de behandeling met medicijnen, schildklierremmers (thyreostatica), de eerste keus. Ook als gekozen wordt voor een behandeling met radioactief jodium of een operatie zal, afhankelijk van de ernst van de klachten, vaak gekozen worden voor een voorbehandeling met schildklierremmers om de schildklier tot rust te brengen.

Zoals het woord al zegt schildklierremmers remmen de schildklier. Ze zorgen ervoor dat de schildklier minder of geen schildklierhormoon meer aanmaakt. In Nederland wordt meestal thiamazol voorgeschreven. Alternatieven zijn carbimazol of propylthiouracil (PTU).

Er zijn twee behandelmogelijkheden:

  • titratiemethode (monotherapie)
  • combinatietherapie (block & replace)

Titratiemethode met alleen schildklierremmer

Hierbij wordt de dosering van het medicijn (schildklierremmer) geleidelijk verlaagd, en aangepast op de klachten en de gemeten schildklierhormoonwaarden. Het streven is precies genoeg schildklierremmende medicatie te geven om de schildklierwaarden normaal te krijgen. Iedere 4-6 weken, afhankelijk van de fase van de behandeling, en de voorgeschreven dosering, wordt de schildklierfunctie gecontroleerd.

In geval van zwangerschap is titratietherapie de enige optie voor behandeling met medicijnen.

Combinatietherapie (block & replace)

In dat geval wordt, zodra de schildklierfunctie met behulp van schildklierremmer is genormaliseerd, de dosering schildklierremmer voortgezet  en de productie van schildklierhormoon volledig stilgelegd. Omdat de schildklier dan zelf geen schilklierhormoon meer maakt, wordt schildklierhormoon in de vorm van levothyroxine aan de behandeling toegevoegd. Daarom wordt ongeveer zes weken na de start van de behandeling met schildklierremmer in het bloed schildklierhormoon bepaald.

Als dit genormaliseerd is moet worden gestart met het slikken van schildklierhormoon (levothyroxine). Bij de combinatiemethode wordt dus zowel een hoge dosis schildklierremmer als schildklierhormoon geslikt. Tijdens de behandeling wordt het bloed regelmatig gecontroleerd op schildklierhormoon, zo nodig wordt de dosis levothyroxine aangepast.

Effectiviteit

Er is geen aantoonbaar verschil tussen de combinatie- en titratiemethode voor wat betreft de kans op herstel of op het terugkeren van de ziekte. Anders gezegd, beide methoden zijn even goed.

Voor- en nadelen van de 2 behandelingen

Voordeel titratiemethode
Je gebruikt maar één medicijn, in een relatief lage dosering.

Nadeel titratiemethode
De waarden kunnen schommelen tijdens de behandeling en er is vaker bloedcontrole nodig.

Voordelen combinatiemethode
Bij de combinatietherapie is het met name in de beginfase gemakkelijker een stabiele hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed te krijgen. De combinatietherapie wordt al langer gebruikt en er is dus ook meer ervaring mee.

Nadeel combinatiemethode
Je moet twee soorten medicijn slikken in een relatief hoge dosering.

Effectiviteit en kans op terugkeren ziekte
Er is geen aantoonbaar verschil tussen de combinatie- en titratiemethode voor wat betreft de kans op herstel of op het terugkeren van de ziekte. Anders gezegd, beide methoden zijn even goed.

Verloop

In het algemeen wordt na 12 tot 18 maanden de behandeling gestopt. Bij de combinatietherapie moet ook de levothyroxine worden gestopt. Zes weken na het stoppen met de medicatie wordt in het bloed gecontroleerd of de schildklierfunctie normaal is. In het eerste jaar na de behandeling wordt om de drie à vier maanden de schildklierfunctie gecontroleerd, daarna wordt deze jaarlijks gecontroleerd.

Als de schildklierfunctie na het staken van de therapie normaal blijft, spreken we van remissie. Als de hyperthyreoïdie na verloop van tijd terugkomt spreken we van een recidief. Bij de ziekte van Graves heeft 40 tot 50% van de patiënten kans op langdurige remissie na het staken van de therapie met schildklierremmers. Wanneer de hyperthyreoïdie na staken van de therapie terugkomt, wordt een behandeling met radioactief jodium of een operatie of desgewenst opnieuw een behandeling met schildklierremmers geadviseerd.

Bijwerkingen van schildklierremmers

Bij 1-5% van de patiënten ontstaan bijwerkingen van de schildklierremmers. De meeste zijn niet ernstig en verdwijnen weer spontaan. Het betreft voornamelijk huiduitslag, jeuk en soms gewrichtspijn. Er is één ernstige bijwerking die vooral in de eerste drie maanden kan voorkomen: het gaat om een tekort aan een bepaald soort witte bloedcellen (granulocyten, dit noemt men agranulocytose). Deze bijwerking komt voor bij 0,2 tot 0,5 % van de patiënten. De symptomen zijn koorts en keelpijn. Als deze symptomen optreden dient onmiddellijk contact te worden opgenomen met een arts! Er moet bloed afgenomen worden voor een spoedbepaling van witte bloedcellen (en neutrofiele granulocyten om na te gaan of er sprake is van agranulocytose. Als er inderdaad sprake is van agranulocytose dan moet de kuur worden gestaakt.

De 3 K’s: Keelpijn + Koorts = Komen!
Neem bij koorts en keelpijnklachten altijd direct contact op met een arts en vermeld de klachten en het gebruik van schildklierremmers.

Als zeldzame ernstige bijwerking van thiamazol (Strumazol®) / carbimazol is een alvleesklierontsteking (acute pancreatitis) gemeld. Hoe vaak deze bijwerking voorkomt is niet bekend. Neem bij acute hevige buikpijn onmiddellijk contact op met uw behandelend arts.

Bij de combinatiemethode lijken iets vaker huidafwijkingen op te treden dan bij de titratiemethode. De ernstige bijwerking agranulocytose wordt bij de combinatie- en de titratiemethode even vaak gevonden.